Terug naar overzicht
Garnalenkar

Garnalenkar

Visserijmuseum Zoutkamp

Ieder schip had zijn eigen kar. Er waren er op een gegeven moment een stuk of vijftien.

Matthijs van der Ploeg

Vroeger kon je als visserman hier in Zoutkamp naar de visafslag varen. Dan moest je schutten: met je schip door de sluis. Dat duurde een kwartier. Brug op, iedereen wachten. Dan voer je naar de afslag en ging je lossen. Maar dan moest je weer terug. Dus al met al was je daar een uur, anderhalf uur mee bezig.

In die tijd werden de paardenkoetsen gesloopt. Men had geen koets meer met een paard, maar ging over op een A-Ford of een T-Ford. De vissers hier, die kochten de assen van die gesloopte koetsen. Er was een smid, die maakte er dan even wat beugeltjes aan en een lange boom. Ieder schip had zijn eigen kar. Er waren er op een gegeven moment een stuk of vijftien.

Je moest ze echt met een paar man sturen. Over de dijk, naar beneden, met een lading garnalen naar de afslag. Dan moest je er wel om denken dat het hele spul er niet af viel. Je kon er heel goed mee sturen, maar omdat er zo’n lange stok aan zat moest je wel opletten. De stok kwam bijna tegen de bomen, als je over de dijk ging. Dan kropen ze bijna naar beneden. Of achterstevoren, want die kar moest recht blijven. Daar had ieder zijn eigen trucje voor.

Als kwajongens kon je met die karren ontzettend veel plezier hebben. Want met die lange boom eraan, dat was net een wipwap. Daar ging je dan op staan. Het was ook levensgevaarlijk, want als je op de ene kant ging staan en die staak kwam omhoog…. Deze of gene heeft er wel eens een klap van aan zijn hoofd gehad.
Later werden die karren allemaal afgedankt en weggegooid. Ik heb nog van die bronzen bussen die op de koetswielen zaten. Daarop kon je zien waar vroeger die koetsen zijn gemaakt. Die van de Zoutkamp 14 van Jan van Oostrom, die was van de firma Caesar uit Beerta. Dat weet ik nog.